- Login om te reageren
Het was kil vochtig buiten. Weer om de handschoenen bij aan te trekken. Alleen had ik die in mijn andere jas laten zitten en ik had geen zin om weer terug naar binnen te gaan. Nu ben ik redelijk gevoelig voor vaatkramp waardoor er geen bloed meer door mijn vingertoppen stroomt en deze een lijkwitte kleur krijgen, en gelukkig deze keer niet. Zonder problemen kwam ik aan bij de supermarkt.
En om de een of andere reden slaat die vaatkramp in de supermarkt wel meer dan eens toe. Dan is het opeens best lastig om mijn boodschappen in te pakken, mijn betaalpas uit de houder te schuiven en allerlei andere bewegingen te maken, bewegingen waarvan ik me meestal niet eens bewust ben dat ik ze maak.
Ik was blij dat ik snel klaar was en weer op de fiets naar huis kon rijden, mijn handen om de beurt in een jaszak stoppend in de hoop dat er weer wat bloed door mijn vingers zou gaan stromen. Helaas wilde dat niet zo vlotten. Dat maakte het knijpen in de handremmen wat ongemakkelijk, en dat was toch echt wel nodig. Ik wilde per slot van rekening linksaf het fietspad op terwijl er uit drie verschillende richtingen auto's aan kwamen rijden. Eenmaal op het fietspad zag ik in de verte een meisje van een jaar of 16 staan. Alleen, en het kwam wat vreemd op mij over. Ik moest meteen aan eergisteren denken, waarbij ik in een bepaalde situatie klakkeloos aannam dat het wel zo zou horen zonder dat te verifiëren. Dat zou ik deze keer niet doen. Als ze zou blijven staan, zou ik vragen of er iets aan de hand was.
Zover kwam het niet. Zodra ik binnen gehoorsafstand kwam riep ze 'Meneer, meneer, wilt u mij helpen?'. Ik reed met een U-bocht om haar heen om mijn fiets neer te kunnen zetten en zag in een ooghoek één losse veter. 'Een probleem met een veter zo te zien' zei ik, hoopte dat ik dat met mijn compleet verdoofde vingertoppen op zou kunnen lossen, en wilde onderzoeken wat er precies aan de hand was. Maar dat wist ze zelf al. Dat ik slechts één losse veter had gezien viel logisch te verklaren: de andere veter had zich tussen de crank en het frame van haar fiets om de trapas gewikkeld. En niet een of twee keer, nee, vele malen. Het uiteinde van de veter als eerste, de rest van de veter er daarna overheen.
Als variant op de prins en het witte paard was ik nu een opa die van zijn stalen ros was geklommen en aan haar voeten knielde. Haar schoen kreeg ze niet meer uit, daarvoor zat de veter veel te strak. Dus begon ik vol optimisme aan het uiteinde van de om de trapas gewikkelde veter te trekken. Langzaam, héél langzaam kwam er beweging in. En uiteindelijk was de hele veter los. Het voelde wat ongemakkelijk, maar omdat ze nog op de fiets zat besloot ik de veters van haar schoen ook maar opnieuw te strikken. Dat viel met gevoelloze vingertoppen nog niet mee, en ik heb het idee dat ze daar verder niets van heeft gemerkt. Zij kon verder naar huis, net als ik. Waar ik, met mijn handen in een bak lauw water, met een glimlach terugdacht aan wat ik zojuist had meegemaakt.